De grafheuvels op
de Veluwe zijn uit de Nieuwe Steentijd en de Bronstijd. De
mens als jager/verzamelaar ging over op landbouw. Hierdoor
verbleven de mensen langere tijd op dezelfde plek. De
eerste boerderijen verschenen. Er is weinig bekend over de
mens in de Nieuwe Steentijd op de Veluwe. Wel bekend is,
dat ze hun doden begroeven en dat de doden grafgiften,
zoals vuurstenen en voedsel, meekregen. Het merendeel is
in de loop der tijden vergaan, maar in de droge zandgrond
is wel het meegegeven aardewerk deels bewaard gebleven. Zo
weet men dat er achtereenvolgens sprake kan zijn van een
Trechterbekercultuur, een Standvoetbekercultuur (wordt nu
Enkelgrafcultuur genoemd) en de Klokbekercultuur. Dit aan
de hand van de vorm van de aardewerkbekers die men in de
grafheuvels gevonden heeft.
De dode werd
doorgaans in een kuil begraven (een vlakgraf), maar soms
is er een heuvel over de dode heen aangelegd. Hiervoor
zijn twee verklaringen: de dode die een heuvel kreeg was
blijkbaar een belangrijk persoon geweest of men wilde zijn
leefgebied aangeven. Opvallend is, dat de meeste
grafheuvels op markante punten in het landschap te vinden
zijn. In diverse musea zijn de aardewerkbekers te zien.
Meer
informatie:
A. van Sprang: Wat aarde
bewaarde uit de geschiedenis van Ermelo en omgeving